BlogJongerenStraatcultuurTalent ontwikkeling

Talentontwikkeling gaat niet vanzelf

 

Ben jij beroepsmatig bezig met de talentontwikkeling van risicojongeren?

Sinds jaren begeleid ik vanuit diverse functies jongeren (12 t/m 27 jaar) die grensoverschrijdend gedrag vertonen. Nu ook vanuit Universiteit van de Straat. Het is een uitdaging om een omgeving en voorwaarden te creëren, waarbinnen zij zichzelf motiveren om bezig te zijn met hun maatschappelijke carrière. Ik ben er oprecht van overtuigd dat als deze jongeren vertrouwen krijgen in hun eigen mogelijkheden, zij (meer) kansen gaan zien in de samenleving. Investeren in de talenten van jongeren draagt bij aan het voorkomen van problemen en verrijkt onze samenleving.

Al deze jongeren hebben namelijk talent, maar niet iedereen weet waar hij of zij goed in is en hoe het talent optimaal in te zetten. Daarom is het nodig dat professionals ondersteuning bieden bij het ontdekken van talent, maar met name bij het praktiseren van dat talent. De focus ligt nu nog te veel op talenten ontdekken. Het wemelt van de talentenjachten en de daarop gerichte groepsactiviteiten. Maar nadat zichtbaar is geworden wie welk talent heeft blijft het daar vaak bij. Het ontbreekt aan die zo belangrijke volgende stap; de eindpass, waarbij jongeren hun talent tot ontplooiing brengen. Uiteraard hebben jongeren zelf de eigen verantwoordelijkheid om het verder af te maken.

Ik kom op veel locaties waar mooie resultaten worden behaald, maar er is altijd ruimte voor verbetering. Dat geldt voor mij en waarschijnlijk ook voor jou.

Hier een aantal tips die ik vanuit mijn ervaring wil delen:

1. Zet in op individuele maattrajecten
Gebruik de groepsactiviteiten om talent te signaleren. Kies vervolgens voor een individuele benadering van de jongere om maatwerk te bieden. Ieder mens is verschillend en talent laat zich lastig vergelijken. Je kunt namelijk een groep bij elkaar brengen rondom een bepaald talent, maar niet een groep creëren met een bepaald talent.


2. Informatie verwerven
Ga op individueel niveau in gesprek over dat talent. Wees nieuwsgierig. Vraag wat de drijfveren, kwaliteiten, valkuilen, beperkingen en dromen zijn. Licht helder toe dat deze vragen bedoeld zijn om samen te achterhalen waar iemand goed in is, want jongeren die doordrongen zijn van wantrouwen kunnen deze interesse niet altijd goed plaatsen. Zelf heb ik veel te maken met jongeren die behoorlijk argwanend zijn naar anderen. Voor hun is transparantie nog eens extra belangrijk. Raadpleeg externe bronnen. Hierdoor krijg je een compleet beeld van mogelijkheden die bij een jongere worden gezien. Je kunt – in overleg met de jongere – met zijn familie, vrienden en andere steunende contacten van de jongeren in gesprek gaan. Bijkomend effect is dat dit erg positief ontvangen wordt door betrokkenen: ‘Eindelijk eens iemand zonder uniform aan de deur’, ‘Wat gaaf dat je deze moeite doet’, ‘Nu gaat het eens over wat er goed gaat, in plaats van al dat negatieve gezeik‘. Dat is althans mijn ervaring. Naast het benaderen van naasten is op social media is ook veel informatie te vinden, er staan zelfs hele levens beschreven.

3. Jij bent gespecialiseerd in ‘mensen kennen’
Daar waar het voor een jongere niet helemaal duidelijk is waar zijn/haar talent ligt, wat ook logisch is op die leeftijd, komt het aan op jouw professionele vaardigheden. Jij schat het talent in van de jongere als hij daartoe zelf niet goed in staat is. Ik merk dat op dit punt professionals zichzelf onderschatten en het niet aandurven om bepalend te zijn. Jij bent toch goed in staat om mensen te doorzien of soms zelfs te doorgronden? Sterker nog, de meeste professionals in het sociaal domein zijn opgeleid om andere mensen te begrijpen. Je mag best op die vaardigheid vertrouwen.

4. Blijf niet hangen in gesprekken
Het is nuttig om met elkaar te spreken en in een vertrouwensrelatie te investeren. Je moet daar zorgvuldig mee omgaan. Maar blijf niet eindeloos in dat ‘vertrouwen bouwen’ hangen. Ga vooral door naar de volgende stap: het juiste podium vinden waar de jongere met zijn talent kan experimenteren. Wanneer zichtbaar wordt dat je echt moeite levert ontstaat er sneller een vertrouwensrelatie dan de goede gesprekken die je voert.

5. Gebruik de weegschaal
Sommige jongeren zullen het eng of spannend vinden om te experimenteren met hun talent. Dat vraagt dus om de juiste timing. Maar ook om de juiste afweging van wat nodig is om de jongere zo ver te krijgen: een ‘aai over de bol’, een bemoedigend woord of een ‘schop onder de kont’. In de praktijk zijn het trajecten van vallen en opstaan. Gun iemand zijn fouten, wees niet te voorzichtig of beschermend, ofschoon het soms verstandig is om een zwemvest aan te reiken, voordat er in het diepe wordt gesprongen. Het blijft toch telkens maatwerk.

6. Werf ervaringsplekken
Het ‘doen’ is heel belangrijk. Als professioneel begeleider is het handig om over een netwerk van ervaringsplekken te beschikken. Dat netwerk moet je actief opbouwen en het liefst zo breed mogelijk maken. Daarbij maakt het niet uit of het een restaurant, autodealer, buurtcentrum, open podium of sportactiviteit is, zolang het maar aansluit op de behoefte of vraag van de jongeren. Je kunt natuurlijk ook zelf iets bedenken of ontwikkelen op maat. Wees daarin creatief en ondernemend: denk ‘out of the box’.

7. Match zorgvuldig
De succeskans om talent optimaal tot ontplooiing te laten komen is mede afhankelijk van het juiste podium in de juiste omgeving. Bedenk waar een jongere het best tot zijn recht komt. Wees zorgvuldig in opbouw van grootte en verantwoordelijkheid. Houdt rekening de veiligheid en ondersteuning die nodig zijn om zich te kunnen ontwikkelen.

8. Passende begeleiding
Wanneer een organisatie bereid is een jongere een ervaringsplek te bieden, maar niet toegerust is op het bieden van passende begeleiding moet je dit zelf organiseren. Voor aanbieders kan dat een harde eis zijn. Vanzelfsprekend gaat dat vaak op voor bedrijven die uit zijn op het maken van winst. De begeleiding hoeft niet altijd gedaan te worden door een professional, maar door iemand uit zijn/haar netwerk die invloed op de jongere heeft.

9. Houdt nabesprekingen
Risicojongeren uit bijvoorbeeld een straatcultuur leren vaak niet om over zichzelf na te denken, te reflecteren en over hun emoties te praten. Wat dat betreft zijn deze jongeren geen praatjesmakers. Praten en reflecteren is nodig en geeft het inzicht om tot gedragsveranderingen te komen. In gesprek kan mooi een brug geslagen worden naar de prestaties die de jongere heeft geleverd op zijn leerervaringsplek. Het helpt in eerste instantie niet om te vragen naar gevoelsbelevingen en vragen te stellen als: ‘Hoe voel je je daarbij?’ of ‘Wat doet het met je?’. Dat slaat bij veel jongeren niet aan, en voor mannen schijnt dat sowieso al wat lastiger te zijn (zeggen vrouwen).

10. Deel succesverhalen 
Negatieve voorbeelden wegen vaak zwaarder dan de positieve voorbeelden. Je kent het wel: het gaat tien keer goed en één keer fout. Daarom moet je de succesverhalen binnen jouw netwerk de aandacht geven die zij verdienen, zodat er vertrouwen ontstaat om meer pogingen doen die tot succes kunnen leiden.

We leven in een feminiene samenleving waarin we tal van interventies hebben ontwikkeld die bestaan uit ‘in gesprek gaan’ en ‘met elkaar praten. Wat mij betreft is dat voor risico, kwetsbare jongeren (uit een straatcultuur) geen zaligmakend middel om gedragsverandering te bereiken. Of wel: ‘Je moet niet (alleen) lopuh te lullen, maar lopuh te doen’ (vertaald in het Rotterdams).

 

Tekst: Mathijs Zwinkels, Universiteit van de Straat (2018)