Blog

ER WORDT GESIST, GEFLOTEN, GEROEPEN EN NAGEKEKEN

Mathijs Zwinkels* is als ketenregisseur, adviseur en trainer gespecialiseerd op het gebied van straatcultuur en (jeugd)criminaliteit. Vanuit eigen en professionele ervaring informeert hij over de beleving en opvattingen van straatjongeren over seksualiteit, intimiteit en relaties. ‘Bij straatjongeren zijn hun seksuele avonturen een dagelijks gespreksonderwerp.’

 Mathijs zegt: ‘In de beleving van straatjongeren is het bijna noodzakelijk zo veel mogelijk seks te hebben. Wie veel seksuele contacten heeft, en wie deze ook voor anderen kan faciliteren, toont daarmee zijn macht, status en positie binnen de groep. Voor straatjongens staat ruime seksuele ervaring voor mannelijkheid, lef en status. Jongens mogen pochen over hun seksuele veroveringen, meisjes dienen hierover discreet te zijn of het te ontkennen. Er is binnen de straatcultuur respect voor een maagdelijk meisje, zeker als zij al wat ouder is. Dat zijn ‘de diamanten die nog blinken en niet vertroebeld zijn door de aanraking van vele handen’. Mathijs merkt op dat op straat de seksuele avonturen een dagelijks terugkerend gespreksonderwerp zijn. Er wordt breed uitgemeten en vrijelijk verteld over seks en de seksuele activiteiten.

Veel jongens van de straat besteden veel tijd aan datingapps, Instagram accounts, WhatsApps, selfies en dergelijke. Het is een manier om te laten zien wat je doet en je te laten gelden, maar vooral een laagdrempelige manier om contacten te leggen met meiden.

Mathijs vat samen: ‘Je kunt beter seks hebben dan de hele dag op straat rondhangen. Voor straatjongeren is seks te koop, een lichamelijke genoegdoening, niet gekoppeld aan genegenheid of een relatie. Seks is voor hen vermaak, zeker na een stressvolle periode of een prettige manier om een geslaagde financiële transactie te vieren.’

Uiterlijk

Straatjongeren beoordelen meiden op hun uiterlijk, de bereidheid tot seksueel contact. Een lelijke meid, met een mooi innerlijk is geen optie. Wie een mooie meid heeft, heeft een vlotte babbel en voldoende macht om haar te beschermen. Mooie meiden vormen binnen de straatcultuur een begeerlijke ‘trofee’. Haar aantrekkingskracht toont jouw status en financiële positie. Als de jongen genoeg geld heeft, kan hij zijn vriendin in de watten leggen. Ook al weten sommige vrouwen dat dit vertoon niets te maken heeft met liefde, velen zijn er toch gevoelig voor. Maar als niet aan de verwachtingen wordt voldaan, dan is de relatie onherroepelijk voorbij.

Seksuele ervaring

Van een straatjongere wordt grofweg verwacht dat hij voor zijn zestiende jaar zijn eerste seksuele ervaring opdoet. Het wordt als abnormaal beschouwd als een achttienjarige jongen nog geen seks had. Men gaat zich ‘zorgen‘ maken: ‘Hij zal toch niet…?’ Wie als maagd het huwelijk in gaat, scoort geen punten. Het is binnen de straatcultuur heel gangbaar dat een jongen zijn eerste seksuele ervaring opdoet met een prostituee. Die seksuele ervaring wordt gezien als een volwaardig ‘overgangsritueel’. Wordt hoerenbezoek maatschappelijk als minderwaardig beschouwd, binnen de straatcultuur is het een gangbaar uitje, een volkomen geaccepteerde ontspanning. Een jongen van de straat zonder seksuele ervaring of die blijft hangen in bravoureverhalen, wordt binnen de straatcultuur niet serieus genomen. Je kunt als straatjongere niet op vakantie naar Chersonnissos, Tanger of Mamaris zonder daar geneukt te hebben. Dan heb je iets niet goed gedaan…

Uitdagend

Het is de ervaring van Zwinkels dat sommige straatjongens het niet begrijpen dat een meisje zich uitdagend kleedt zonder seksuele bijbedoelingen. ‘Zij kunnen zich maar moeilijk voorstellen dat vrouwen dat doen omdat het zelf mooi vinden terwijl de jongens zich kleden om indruk te maken. Voor de jongens is een uitdagend geklede vrouw een uitnodiging tot seksueel contact. Dus wordt er gesist, gefloten, geroepen en nagekeken. Als de vrouw geen seks met jou wil, dan misschien wel met iemand anders, met anderen. Je weet maar nooit.’

Deze opvatting wordt onder meer versterkt door videoclips waarin sexy vrouwen als gewillig lustobject fungeren. Het bevestigt voor de straatjongeren de machocultuur waarin dominante mannen met geld, status en macht aantrekkelijk zijn voor uitdagend geklede, behaaglijke vrouwen. Daarnaast worden deze jongens beïnvloed door de seksindustrie op Internet en de stoere verhalen van hun groepsgenoten, verhalen die lang niet altijd kloppen.

Geraffineerd

Mathijs waarschuwt voor de geraffineerde technieken van straatjongens. ‘Ze maken bijvoorbeeld gebruik van de bekende truc: “Ik zie haar wel, maar ik durf haar niet aan te spreken. Misschien dat zij naar jou luistert. Wil jij voor mij….? Dan neem ik een vriend mee en doen we iets met zijn vieren.” Straatjongens hebben een sterk ontwikkelde antenne voor onzekere, emotioneel labiele meisjes die zij inpalmen met hun stoere verhalen: ‘kijk wat ik durf’.  Bij naïevere meisjes kunnen zij zich zielig voordoen: ‘ik zit in de ellende. Alleen jij kunt me redden’. De meiden worden subtiel maar doelgericht ingepalmd: ‘Ik geloof in jou, jij bent mooier en beter dan anderen. Ik herken me in jou. Ik heb hetzelfde meegemaakt. Jij hoort bij mij.’ Het meisje wordt gefêteerd en geïmponeerd. Daardoor wordt zij overdonderd en is het voor haar moeilijk de consequenties van het geheel volledig te overzien. Zij wordt stap voor stap ingepalmd en ingezogen in een uitdagende, avontuurlijke wereld van geld en vertoon.

In het ergste geval komt de ‘voor wat hoort wat’-mentaliteit nadrukkelijk naar voren en wordt het meisje onder druk gezet. ‘Je bent het me verschuldigd na alles wat ik voor je gedaan heb. Je gaat me toch niet belazeren? Je móet me helpen! Doe het voor ons.’ Mathijs vertelt hoe dat gaat: ‘Sommige straatjongens spiegelen het meisje een rooskleurig, gezamenlijk toekomstperspectief voor. ‘Ik weet dat ik nu niet goed bezig ben, maar ik doe het voor ons. Ik wil dat wij het later goed hebben. Daar moet ik risico’s voor lopen.’ Het gaat zelfs verder: ‘Ik heb al zo veel gedaan, maar het lukt me even niet. Wat kan jij nu doen? Het gaat wel om ons he.’

Mathijs concludeert: ‘sommige jongens van de straat zijn innemende, gewiekste charmeurs, gehaaide manipulators. Zij doorzien razendsnel afhankelijkheden, zwakheden en onzekerheden, bijvoorbeeld het meisje dat twijfelt over haar uiterlijk, haar acceptatie door leeftijdgenoten. Die jongens weten waar zij gevoelig voor is: iemand die begrip toont, haar complimenten geeft, haar ophemelt en mee uit neemt. Het lijkt erop dat de jongen van de straat het meisje wil helpen en haar bijstaat in de moeilijke tijden. Maar er ligt bij de straatjongen eigenbelang aan ten grondslag. Het meisje is een investering die vroeg of laat rendement moet opleveren.’

De valse beschermer

Het kan voor kwetsbare en labiele meiden aantrekkelijk zijn een beschermer te hebben, een jongen van de straat die beschikt over veel geld, imponeert door verbaal en/of fysiek optreden. Deze bescherming gaat verder dan wat als gebruikelijk en zorgzaam beschouwd wordt: zelfs het kijken naar het meisje wordt onmiddellijk en duidelijk zichtbaar bestraft. Sommige meisjes worden daardoor geïmponeerd, kicken op deze vorm van aandacht. Zij vinden het geweldig dat een jongen zoveel voor haar over heeft. Bescherming bieden is voor deze straatjongens echter een berekenende investering die door de ander vroeg of laat terugbetaald moet worden, meestal door het opknappen van allerlei duistere klusjes of het verlenen van seksuele gunsten. Er valt immers veel geld te verdienen aan prostitutie. De straatjongens hebben bij het uitgaan vaak maar één doel: telefoonnummers scoren en meisjes versieren. In de disco komen allerlei ‘kansen’ voorbij. Gezelligheid is prima, maar het gaat erom wijven te versieren. Straatjongens hopen dat elk afspraakje met seks eindigt. Zij hebben geïnvesteerd: gingen naar de kapper, zijn netjes aangekleed met een lekker luchtje en reden naar haar toe. Als na verloop van tijd dan blijkt dat het meisje vriendschappelijk met hem wil omgaan is voor de jongen de avond volledig verpest. Het leidt tot frustraties die kunnen uitmonden in ruzies, vernederingen en mishandelingen.

Zwinkels geeft als voorbeeld: ‘Het is weleens voorgekomen dat het meisje in het bos, langs de snelweg of bij een tankstation uit de auto wordt gezet. ‘Ga even wat eten halen. Ik zie je zo.’ Het gebeurt ook dat het huis van het meisje wordt onderzocht op telefoons, laptops en dergelijke. De straatjongen is ongrijpbaar, want hij gebruikte hooguit de bijnaam van de straat: ‘Brasco’ uit Utrecht’. Wie als meisje zo behandeld en belazerd wordt loopt een enorme deuk op in het zelfbeeld en zelfvertrouwen. ‘Wie ben ik? Als een hond in het bos gedumpt, ben ik dan niets waard?‘ Daarnaast kan het leiden tot een diepgeworteld wantrouwen naar alles en iedereen, vooral naar mannen. De meisjes worden terughoudend in verdere contacten. Enerzijds zijn zij streetwise geworden, anderzijds laat het diepe littekens na.

Homoseksualiteit

Zwinkels ervaart dat binnen de macho straatcultuur homoseksualiteit absoluut not done is. Voor risicojongeren – ongeacht hun achtergrond – zijn homo’s verwerpelijk en onnatuurlijk. ‘Vaak kunnen straatjongeren hun afkeer van homo’s niet duidelijk beargumenteren. Zij blijven hangen in opmerkingen als: ‘homoseksualiteit hoort niet, dat kan niet.’ ‘Homo’s zijn vies, zij doen elkaar ziektes aan.’ ‘Zij veroorzaken aids.’ ‘Als ik naar hen kijk word ik al misselijk.’ Als een jongen met een jongen zoent, met hem hand in hand loopt, dan wordt dit door veel straatjongeren gezien als een provocatie die onmiddellijk afgestraft moet worden: ‘waarom doe je dat? Je weet toch dat ik hier ben. Dat moet je niet doen, anders ga je klappen krijgen.’ Zeker als straatjongens in een groepje zijn, wordt de homo aangesproken. De jongens moeten hun autoriteit laten gelden, duidelijk maken wiens normen er gelden: ‘Je moet niet in ons domein dat soort dingen doen. Daar houden wij niet van!’ is hun gedachte. Hun afkeer minder sterk ten opzichte van lesbiennes.

Adviezen

Mathijs vindt het kwalijk dat het onderwerp seksualiteit te weinig aan de orde komt in de begeleiding van straatjongeren. ‘Hoogstens wordt gesproken over onveilige seks of ongewenste zwangerschappen, maar niet over wat de norm is, welke beleving zij hebben, wanneer je meiden beschadigt en dergelijke. Het is waardevol om met straatjongeren de dialoog aan te gaan, ook over wat jouw professionele opvatting is als hulpverlener. Hulpverleners kunnen bang zijn te praten over hun opvattingen op het gebied van seksualiteit. Het raakt immers direct je persoonlijke leefsfeer.
Huub Wiltschut, redactielid

* Mathijs Zwinkels is ervaringsdeskundige en werkt beroepshalve met (criminele) risicogroepen. Daarnaast geeft hij vanuit zijn eigen onderneming – Universiteit van de Straat – lezingen en trainingen over het omgaan met straatcultuur en (jeugd)criminaliteit.